U bent hier
Verklaring Kurt Moens bij eedaflegging Provincieraad en Deputatie

Beste collega’s,
Nu iedereen zijn eed heeft afgelegd, mag ik jullie effectief zo aanspreken: beste collega’s dus In de eerste plaats aan iedereen: van harte welkom in ons provinciehuis, in onze raadszaal, in de provincieraad.
Het is misschien wat vroeg, maar ik wil jullie toch alvast al bedanken, bedanken voor jullie engagement. Want aan politiek doen, dat is effectief een engagement. Het betekent vaak weg zijn van huis, veel vergaderen, dossiers lezen, nog meer vergaderen, overleggen, de straat op gaan en nog meer vergaderen. En ook heel wat werk achter de schermen: opdienen op een eetfestijn, brieven schrijven, talloze vragen beantwoorden en uiteraard… nog meer vergaderen. Dat is niet min, maar zonder dat engagement, is elke gemeente, elke provincie of elk land uiteindelijk… stuurloos. Daarom dank om samen onze provincie te willen besturen.
En u hoort het goed: ik zeg wel degelijk SAMEN besturen. Want het provinciebestuur, dat is niet alleen maar de deputatie. Dat zijn absoluut ook jullie. Het is HIER dat het beleid bepaald wordt, in de provincieraad. We hebben in Oost-Vlaanderen een traditie om op een constructieve manier aan de slag te gaan in de provincieraad, te luisteren naar elkaar en te trachten elkaars standpunten te begrijpen. Ik reken erop dat we die traditie de komende jaren ook kunnen verder zetten. Dat neemt niet weg dat ik ook absoluut reken op een scherpe blik van jullie kant. Zowel van de collega’s van de meerderheid maar uiteraard zeker van die van de oppositie. Het is absoluut jullie taak om ons scherp te houden, om erover te waken dat ieders blik ruim genoeg blijft, dat de stem van elk van die ruim anderhalf miljoen Oost-Vlamingen gehoord wordt.
Dames en heren,
We gaan hier de komende zes jaar aan de slag voor die Oost-Vlamingen. Samen met de collega’s schrijven we aan een stevig programma voor de komende jaren. Ik reken erop u dat op de provincieraad van maart of april te kunnen voorstellen.
Een aantal krachtlijnen ervan tekenen zich echter nu al duidelijk af. En één en ander valt daarbij niet los te zien van de maatschappelijke evolutie.
De voorbije jaren zijn de mensen overspoeld geweest met transities, met grote plannen en visies, met crises en grote maatschappelijke veranderingen. Energietransitie, klimaatplannen, modal shift, de coronacrisis met al zijn restricties, oorlog in Oekraïne, een Europese migratiecrisis, de vraagstukken rond voedselzekerheid enzovoort. De toekomst oogt voor heel veel mensen bijzonder onzeker.
En ik denk persoonlijk dat zich dat ook toont in verkiezingsuitslagen over de hele wereld: mensen hebben genoeg van al die onzekerheden. Ze grijpen volop terug naar wat ze kennen en herkennen. Ze hebben genoeg van die brede open blik op de wereld en plooien zich terug.
Begrijp me alstublieft niet verkeerd. Ik denk dat wij effectief belangrijke stappen te zetten hebben in bijvoorbeeld die energietransitie, in de modal shift, in de klimaatproblematiek. En ik denk dat wij effectief daar met het provinciebestuur onze bescheiden rol in te spelen hebben.
Maar ik denk dat wij toch vaker moeten achterom kijken om te zien of iedereen nog volgt, of we niemand verliezen.
Ik denk dan ook dames en heren, dat wij iets vaker grenzen moet durven stellen.
En ik bedoel daarmee niet dat – voor zover we dat al zouden kunnen – wij moeten meedoen aan het opbod van protectionisme, voor kleine open economieën als de onze is dat rampzalig. En ik bedoel ook niet dat we ons moeten afschermen van de wereld, hoge muren moeten optrekken om ons achter te verschuilen
Maar ik denk wel dat het tijd is om grenzen te stellen aan de verwachtingen die we als overheid stellen aan onze burgers. Dat het tijd is om grenzen te stellen aan het aantal plannen, het aantal regeltjes, het aantal ideetjes.
Dat betekent ook: grenzen stellen voor onszelf.
Wij moeten als bestuur streng durven zijn voor onszelf en ons telkens weer afvragen: wie wordt hier nu beter van, hetzij op de korte, hetzij op de lange termijn? En dat antwoord moet telkens weer zijn: de gewone Oost-Vlaming.
Niet wij als politici, niet wij als bestuur an sich moet beter worden van ons beleid: maar wel elk van die anderhalf miljoen Oost-Vlamingen. De beslissingen die wij nemen de komende jaren, moeten dan ook een directe en waarneembare positieve impact hebben op onze burgers.
Dat is bijvoorbeeld waarom we er blijven voor kiezen om te investeren in fietsinfrastructuur. Want niet alleen is dat een zinvolle investering in het bredere klimaatverhaal – het haalt tenslotte auto’s uit het verkeer. Maar het is ook direct voelbaar voor de Oost-Vlaming die zich vlotter en veiliger kan verplaatsen.
Dat is waarom we inzetten op veilige en toegankelijke recreatiedomeinen met duidelijke afspraken voor iedereen: zodat iederéén een dag onbekommerd kan ontspannen.
Dat is waarom we onze specialiteit in waterbeheersing willen blijven inzetten, zeker ook op het terrein zelf: want als de mensen met de voeten in het water staan, hebben ze geen behoefte aan grootste plannen: ze hebben nood aan een tastbare oplossing.
Het is ook waarom we blijven investeren in onze veiligheidsopleidingen, zodat elke Oost-Vlaming zich veilig thuis kan voelen in onze provincie.
Het is waarom we blijven waken over een correct vergunningenbeleid: zodat iedereen rechtszeker kan bouwen en ondernemen.
Het is waarom we ook blijven kiezen om ons onroerend erfgoed te verzorgen: zodat de Oost-Vlamingen zich blijven herkennen in hun eigen buurt.
We focussen ook doelbewust op het platteland en de landbouw, omdat we kiezen voor voedselzekerheid en producenten die je ként, met producten waarvan je weet dat het topkwaliteit is.
En we blijven absoluut ook inzetten op onderwijs. Niet alleen om de sterke profielen te vormen die morgen mee hun schouders onder onze provincie moeten zetten. Maar ook om bijvoorbeeld via onze opleidingen NT2 mee te helpen aan de integratie van nieuwkomers, zodat zij ongeacht hun afkomst mee kunnen bouwen aan het Vlaanderen, het Oost-Vlaanderen van de toekomst.
We gaan dat doen collega’s, niet door grote woorden of plannen. Maar door te focussen. Door te doen wat we moeten doen en ook niet aan andere op te leggen wat we voor onszelf niet kunnen waarmaken.
Dat is ook waarom we streng moeten zijn voor onszelf als politici en ook daar de tering naar de nering zetten: door de partijfinanciering en de fractiemiddelen af te bouwen. Zodat het belastinggeld van de Oost-Vlaming dáár geïnvesteerd wordt waar dat het meest zinvol is, daar waar die Oost-Vlaming er ook zelf de return van krijgt.
Dat is wat we gaan doen de komende 6 jaar met deze deputatie.
Met collega Joke Schauvliege, die zich als tweede gedeputeerde zal ontfermen over de bevoegdheden Marketing en communicatie; de Interne dienst welzijn; milieu en duurzaamheid; POLIS (inclusief uitleendienst); Integraal waterbeleid; Omgevingsvergunningen; de Dienst ondernemen en innovatie en de dienst Europa (inclusief POM en EROV/OOOST); Landbouw en platteland (inclusief proefcentrum en RATO.
Met collega Dagmar Beernaert die zich als derde gedeputeerde zal toeleggen op Patrimonium; ICT; Recreatie- en natuurdomeinen; Leefmilieu; Ruimtelijke planning en Toerisme.
Met collega David Coppens, vierde gedeputeerde en bevoegd voor Personeel; Juridische aangelegenheden en bestuurzaken; Strategie en organisatiebeheersing; PAULO en Erfgoed en erfgoedsites
En met mezelf.
Als eerste gedeputeerde blijf ik de woordvoerder van de deputatie en ik bekommer me ook over Financiën; Facilitaire dienst; Erediensten en vrijzinnigencentra; Onderwijsinstellingen (inclusief flankerend onderwijsbeleid) en Mobiliteit.
Maar zoals ik bij het begin zei: we doen dat niet met ons vier alleen. We doen dat ondersteund door onze provinciale diensten En we doen het samen met jullie hier in de provincieraad.
Dankuwel.