U bent hier
Somers van zijn paard gebliksemd. Over de nood aan een rationeel debat over de financiering van levensbeschouwing.
“Toen hij vlak bij de stad was, straalde er plotseling een fel licht uit de hemel om hem heen. Hij viel op de grond en hoorde een stem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’”. Met deze woorden verhaalt de bijbel over de transformatie van de christenvervolger Saulus tot Paulus, samen met Petrus grondlegger van de Kerk.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit
Ook tweeduizend jaar later blijken nog wonderlijke bekeringen plaats te vinden, zij het niet altijd door goddelijke interventie. Waar minister Somers voorheen de erkenning én overheidsfinanciering van georganiseerde levensbeschouwingen propageerde, meent hij nu plots dat de lokale overheden niet langer verplicht mogen worden om bij te dragen in de financiering ervan.
Een voorzichtig ‘halleluja’ is hier op zijn plaats. Enkele maanden geleden nog opperde ik de noodzaak om de hele financiering van de levensbeschouwing ernstig te evalueren. Als provinciebestuur zijn wij namelijk verplicht om de tekorten in de werking van kathedralen, moskeeën, orthodoxe kerken,… voor onze rekening te nemen. Zelfs de vrijzinnigheid mag op basis van federale wetgeving bij de provinciebesturen komen aankloppen om hun werking te bekostigen.
Om recht te hebben op die financiering, dient een levensbeschouwing ‘erkend’ te worden door Vlaanderen. Binnen de procedure van Somers’ erkenningsdecreet is daarbij dan wel een advies vanuit de lokale besturen en de provincies voorzien, evengoed kan de minister dat advies naast zich neerleggen. En dat gebeurt ook: de minister liet eerder al optekenen het belangrijk te vinden om zoveel mogelijk erkenningen door te voeren, omwille van het belang van de inbedding van levensbeschouwing in de maatschappij.
Als lokaal bestuur of als provinciebestuur word je momenteel dus verplicht om te betalen, maar je kan niets bepalen.
Een valse bekering
Somers lijkt nu op zijn stappen terug te komen, en dat is alvast positief. Tenslotte zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over de negenennegentig die geen bekering nodig hebben.
Het is echter maar de vraag of Somers écht een bekeerling is dan wel een begenadigd beoefenaar van de kunst om ten gepaste tijde de huik naar de wind te hangen. Zijn beweegredenen lijken namelijk niet onmiddellijk voort te spruiten uit grondige rationele overwegingen maar alles te maken te hebben met de maatschappelijke storm rond het VRT-programma ‘Godvergeten’.
Laat duidelijk zijn: die maatschappelijke storm is helemaal terecht. De getuigenissen die in het programma aan bod kwamen, die kruipen in de kleren. Het staat buiten kijf dat er binnen het kerkelijk instituut heel wat werk aan de winkel blijft om in het reine te komen met wat al die jaren kon blijven gebeuren.
Men moet echter het debat rond de eigenlijke financiering van levensbeschouwingen los kunnen koppelen van de krachtige emoties die het programma, en bij uitbreiding de vele andere soortgelijke verhalen oproepen. De Kerk ‘straffen’ door nu plots de financiering in vraag te stellen, raakt ongetwijfeld een populaire, om niet te zeggen populistische snaar, maar het is geen basis voor het ernstige debat dat de financiering van de levensbeschouwingen verdient.
Naar een rationeel debat
Want dat het tijd wordt om dat gesprek over de overheidsfinanciering aan te gaan, daar ben ik het dan wel weer roerend mee eens. Zoals ik in het verleden al meegaf, baseren wij ons nog steeds op de principes zoals die ooit werden ingesteld door Napoleon. Dat is intussen al meer dan twee eeuwen geleden. Intussen zijn de tijden toch wel wat veranderd: onze samenleving is bijzonder divers geworden met een veelheid aan levensbeschouwingen en met een gewijzigde kijk op de plaats van die levensbeschouwing in onze maatschappij.
Persoonlijk vind ik absoluut dat levensbeschouwing een centrale plaats mag hebben in onze samenleving: ze biedt voor veel mensen een houvast, een leidraad door het leven. Ik blijf het daarom bijvoorbeeld wél een belangrijke taak vinden van onze openbare omroep – tenslotte belast met een maatschappelijke opdracht – om ook aan die levensbeschouwing een plaats te blijven bieden in zijn zendschema’s.
Ik aanvaard echter ook dat er heel wat mensen zijn die géén behoefte hebben aan die vorm van zingeving. Kunnen ze tijdens een eredienst op de openbare omroep nog wegzappen naar een andere zender – of godbetert zelfs de tv uitschakelen – dan dragen ze via hun belastingen echter sowieso bij aan de financiering van die levensbeschouwingen. Het is dus terecht dat daar vragen bij gesteld worden.
In andere landen draag je als belastingbetaler niét automatisch bij in de financiering van die levensbeschouwingen: het is daar je persoonlijke keuze om dat al dan niet te doen. Zelfs bisschop Franco Coppola, pauselijk nuntius in Brussel, geeft aan meer heil te zien in een systeem zoals in Italië, waarbij je als belastingbetaler niet automatisch meebetaalt voor die levensbeschouwing maar waarbij dat een keuzeoptie is op je belastingformulier. Zijn stelling is dat zulks voor de Kerk bijvoorbeeld net een incentive kan zijn om relevant te blijven, om een maatschappelijke meerwaarde te bieden.
Dat is ook mijn ervaring: in het verleden kon ik al vaststellen dat geloofsgemeenschappen die niet automatisch gefinancierd worden met overheidsgeld, vaak veel dynamischer en levendiger zijn, en nauwer betrokken zijn bij de samenleving.
Want ook daar ben ik het zowaar eens met minister Somers: levensbeschouwingen verdienen een goede inbedding in onze maatschappij. Alleen hoef ik in tegenstelling tot de minister heus niet van mijn paard gebliksemd te worden om tot dat inzicht te komen.
Ik hoop dus oprecht dat minister Somers het meent wanneer hij een debat wil voeren over de financiering van de levensbeschouwingen. Maar laten we dat toch maar doen in alle sereniteit, op basis van ratio en niet op basis van emotie.