U bent hier
Mondelinge vraag van Eric Scheire inzake studiebeurzen
Eric stuitte bij het uitspitten van de wetgeving rond studiebeurzen op een artikel uit een wet van 1864, waar studiebeurzen worden toegekend met opbrengsten van stichtingen van privépersonen, met als doel om bloedverwanten of dorpsgenoten te ondersteunen. In Oost-Vlaanderen zijn er twintig stichtingen, zes van deze stichtingen hebben een rendement dat lager is dan 10 euro per jaar. Eric vroeg tijdens de provincieraad van 3 september jl. aan de betreffende gedeputeerde of de begeleiding van deze studiebeurzen wel een taak is van de provincie, en wat de reële kost (rapportering, boekhouding, financiële controle, enz.) hiervan is.
Daarnaast vroeg Eric zich af of enerzijds potentiële beursstudenten worden geïnformeerd over dit systeem, en anderzijds of de deputatie niet beter bij de hogere overheid zou pleiten om dit 19e-eeuwse systeem af te schaffen.
De deputatie antwoordde (bij monde van de eerste gedeputeerde van CD&V) hierop compleet naast de kwestie door te refereren naar een parlementaire vraag van Danielle T'Jonck van N-VA. Wat het de provincie kost werd geminimaliseerd. Het opvolgen van twintig dossiers, zowel financieel als inhoudelijk, het beheer van de stichtingen, de selectie van beursstudenten, het publiceren van de mogelijkheden, het bijwonen van en rapporteren over vergaderingen, daar heeft een ambtenaar exact één dag voor.
De basisvraag of dit nog een taak van de provincie was verdween in het melig betoog van de gedeputeerde. En dan worden er ook nog eens € 600 uitgegeven aan buitenstaanders om in totaal twintig beurzen van ongeveer € 200 elk te verdelen.
Wie zei er weer dat veel taken van de provincie overbodig waren?